
286
Christus voorstellen in zijne kribbe, in het avondmaal, of
zooals Hij zich aan de Gel. Margareta vertoonde, zeggende:
Zie het Hart, dat de menschen zoo lief heeft gehad. ... Zie
de teekens dier liefde: het kruis, de doornenkroon, de wonde,
enz.... Voor wie P Voor mij: „Hij beminde mij en gaf zich
voor mij." (Gal. II.) Heer 1 ik bemin ü, vermeerder Gij
echter mijne liefde. Uit die opgewekte liefde zal van zelf
droefheid ontstaan, als ik aan mijne zonden denk, daar
deze — ook de kleine — zijn Hart bedroeven , en ons hart
besmeuren. Ik vraag me af: wie heeft dat kruis zoo diep
in zijn Hart gedrukt, die wonde zoo groot gemaakt, die
doornenkroon er zoo vast omgestrengeld, enz____ Wie?
Mijne zonden! Heer, Gij zult een vermorzeld hart niet ver-
smaden ; geef het mij.
Eindelijk denken wij aan de grootheid van Hem, Dien we
ontvangen , aan de geringheid van ons zeiven, hoe wij om
onze zonden minder zijn dan niet; stellen wij ons voor, de
geschiedenis van den hoofdman, waarvan de Evangelist Lucas
(H. Vil.) spreekt, en die de priester voor de H. Communie
ons herinnert, dan zeer zeker zullen gevoelens van diepen
ootmoed in ons opgewekt worden. Wij zullen gevoelen, wat
wij zeggen : „Heer, ik ben niet waardig, dat Gij komt onder
mijn dak — in mijn hart, — maar spreek slechts één woord,
V en mijne ziel zal gezond (gezuiverd) worden. Heer! moge ik
in mijn oog nog geringer worden, dan ik geweest ben; uw
nederig Hart make mijn hart ook nederig, aan het uwe gelijk.
De gevoelens a) van geloof. Geholpen door de zachte
werking van Gods genade bidt men voor de Communie als
van zelf: Jesus, ik geloof vastelijk, dat Gij in dit H. Sacra-
ment waarlijk, wezenlijk en zelfstandig tegenwoordig zijt.
Dit geloof en belijd ik, omdat Gij de eeuwige waarheid zijt,
die zelf veropenbaard, gezegd hebt: Dit is mijn lichaam.
„ Niets is waarachtiger dan dit woord der Waarheid." Ik
geloof het, Heere, kom mijn ongeloof te hulp; m. a. w., verstoot
mij niet om mijn klein geloof! Wat er nog aan mijn geloof