
190
in blijkbaar gevaar verkeert, b. v. als wij verzuimen voor
hunne bekeering te bidden, als ze ongodsdienstig leven ; als
we geen zorg dragen dat ze, gevaarlijk ziek zijnde, bijtijds
bediend worden ; dat ze na hun dood een uitvaart krijgen
volgens hun stand; als we hunne uiterste-wilsbeschikkingen
niet uitvoeren , enz.
Ten , als we hen in hunnen lichamelijken nood, d. i. in
hunnen nood naar het lichaam , in tijdelijke behoefte niet
bijstaan, als we kunnen; b. v. als we verzuimen hen op te
passen, te bezoeken, van 't noodige te voorzien, den dokter
te laten komen, als ze ziek zijn ; als we hen niet naar ver-
mogen ondersteunen , als ze zelf den kost niet meer kunnen
verdienen , tot gebrek of armoede vervallen, enz. Wat te
denken van kinderen, die bij hun ouders kostgeld verteren?
9 V. Waarom moeten wij onze ouders zoozeer
eeren en beminnen ?
A. Omdat ons alle goed naast God van hen komt,
en zij ons in Gods plaats besturen.
Dus moeten wij, volgens dit antwoord van den Catechismus,
om twee redenen onze ouders zoozeer eeren en beminnen.
Ten omdat ons alle goed in zijn oorsprong, naast
God, van hen komt, het leven, de eerste verzorging, enz.
Daarom drukt de H. Schrift ons dien plicht van dankbaar-
heid zoozeer op het hart, zeggende; „ Eer uwen vader uit
geheel uw hart, en vergeet de smarten uwer moeder niet. Bedenk,
dat gij zonder hen niet zoudt geboren zijn** Hoe kunt gij hun
vergelden wat zij u gaven? (Eccli. VII. 29. 30.)
Ten , omdat zij ons in Gods plaats besturen , omdat zij
Gods plaatsbekleedera zijn, en wij dus God zeiven in den
persoon onzer ouders moeten eeren en beminnen. God toch
is de oorsprong van alle vaderschap en gezag 1
In de volgende vraag geeft de Catechismus eene S^« be-
weegreden aan , om onze plichten jegens onze ouders toch