
102 . ZIELLEER.
O. Wat geeft dus nóg meer aanleiding , dat
de voorstelliiigén zich vernieuwen, welke voor-
heen in de ziel sluimerden ? Gij kimt dadelijk
uit uw antwoord de derde steliin<4 vormen.
L. l>e voorslelllngeii pernieuwen zich in
orde y zoo als dezehe op elkander volgen.
O. Maar wanneer verscheidene menschen op
een smal pad achter elkander gaan, wat vór-
men zij dan?
L. Eene rij.
O. Zoo vindt gij rijen van boonien, welke
in eene lijn op elkander volgen.
Wat vormen dus ook de voorstellingen, wel-
ke op elkander volgen ?
L. Eene r^.
O. Wannéér dezelve zich echter vernieuwen,
zoo als zij niet öp elkander volgen, zoudt gij
dan oordeelen, dat dezélve zich naar de rij
vernieuwen ?
L. r^een ! huilen do rij,
O, Hoe kunnen dus de voorstellingen dege-
lijks vernieuwd Avorden?
L. Buiten 'de^ry, of de orde, waadn'ze
voorkomen.
O. Aldus zal bij het denkbeeld van ziekte
de voorstelling van gezoiidtieid, bij de voor-