
C nrt )
§• 41-
Tracht de onschuldige en geoorloofde ver-
langens van anderen^ zoo veel gij kunty
te vervullen.
Uit den gegeven regel volgt eenigermate
een andere, namelijk deze: wees niet onver-
schillig omtrent de onschuldige geoorloofde
verlangens van anderen j tracht veelmeer, tot
derzelver bevrediging, zoo veel gij kunt,
mede te werken. In den gezelligen omgang
betrachten wij dezen ri'gel dan, wanneer wij
verlangen, ja zelfs niet te verlangen
ichijnen, dat anderen zich voor onze ver-
langens, neigingen, ofwel naar onze gril-
ligheden , zouden rigten, wanneer wij veel-
eer ons ongedwongen naar den toon van het
gezelschap, indien het in het algemeen een
goede welvoegelijke toon is, zoeken te stem^
men. Wie in een vrolyk gestemd gezelschap
zijne ontevredenheid medebrengt, deze, door
een somber gelaat, door in het oog loopende
on-