
48
Ontleed deze zinnen :
Deze (die) man draagt eenen boogen lioed.
De hoed dezes (diens) mans is zwai't.
Vader zendt dezen {dien) man eene rekeni
Mijn broeder vertrouwt dezen (dien) man.
VOORBEELD VAN ONTLEDING :
Deze
vogel
bouwt
zijn
nest.
onderwerp
gezegde
voorwerp
aanwijzend voornaamwoord.
gem. zelfst. nw., mann., enk., In nv.
werkw., onvolt. teg. tijd, 3e pers., enk.
bezittelijk voornaamwoord.
gem. zelfst. nw., onz., enk., 4n nv.
HG.
Oni te vei'buigen en de versehillende vormen in
zinnen te brengen:
deze soldaat — die ezel — deze schipper — die
vriend — deze snoek.
■sr.
Ontleed deze zinnen :
Deze {die) naaister naait eene japon.
Het loon dezer (dier) naaister is niet groot.
Moeder brengt deze (die) naaister werk.
Leert uw zusje bij deze (die) naaister?
Om te verbnigen en de verscliilïende vormen in
zinnen te brengen:
deze zuster — die kip — deze tafel — die nicht —
deze tante.