
40
Mijn
vader
is
mijn
beste
vriend.
VOORBEELD VAN ONTLEDING:
hezittélijk voornaamwoord.
gom. zelfst. nw., mann., enk., in nv.
werkw., onvolt. teg. tijd, 3e pers., enk.,
bezittelijk voornaamwoord,
bijvoeglijk naamw. overtreffende trap.
gem. zelfst. n\v., mann., enk., Innv.
71.
onderwerp
gezegde
Aerbuig deze woorden en maak zinnen, waarin
zij in de Tersehillende naamvallen
voorkomen:
mijn hond — uw neef— zijn oom
onze vriend.
haar broeder
Schrijf de bezittelijke voornaamwoorden in den
vereischten vorm:
Jan zet (zijn) bok voor (mijn) bokkenwagen. Dan
rijden wij langs (uw) oom naar (ons) grootvader.
Daar is (mijn) hoed. De knecht haalt (zijn) hoed
ook. Keetje heeft (haar) arm gebroken. Zij speelde
met (haar) broeder; zij zat op (zijn) stoel en wilde
er afspringen. Het ongeluk (mijn) ooms bedroeft mij.
De reizigers leschten (hun) dorst en vervolgden
(hun) weg. De vrouw betaalt (haar) laatsten gulden.
De moeder vermaant (haar) zoon. Jan! geeft gij (uw)
bok eten ? Hebt gij (uw) vader (uw) prijs al laten
zien ? (Ons) buurman is zeer gedienstig. Heeft
(uw) boomgaard nogal wat opgeleverd ? Ja! op (mijn)
zolder liggen veel appelen. (Ons) oogst zou echter veel