
133
«oorten en geslachten, in de beschrijving van de soor-
ten der voortbrengselen, in het opsommen van de
voordeden, welke de nuttige voor het leven aanbren-
gen, en in het opnoemen van de verschillende nadee-
len, welke de schadelijke ons kunnen berokkenen,
in de bezorging en oppassing van de eerstgenoemde,
en de waarschuwing om zich tegen de laatstgenoemde
te beveiligen.
Dat is nu het onderwijs voor het leven! Hebben de
onderwijzers daarmede voor het physieke leven der
leerlingen wel meer gedaan dan de apothekers bij hun-
ne leerlingen doen met opzigt tot de geneeskunst? In-
dien deze eenmaal, even als hunne leermeesters, de
voortreffelijkste apothekers zijn geworden, zijn zij dan
ook in staat de gevrijzigde toepassing en het gebruik
van al die geneesmiddelen ter herstelling van de zie-
ken, en ter bewaring van de gezondheid, te maken?
Ja, wanneer zij ondernemen zulks te doen, zijn zij
dan geene knoeijers, en wel de meest gevaarlijke knoei-
jers voor het leven hunner medemenschen? Waartoe
zijn dan de geneesheeren? Immers zij, die kennis heb-
ben van de natuur des menschen, en de verhouding
van de geneesmiddelen tot de menschelijke natuur op-
merken ; zij, die tevens ook den wederkeerigen in-
vloed der geneesmiddelen op elkander onderzocht heb-
ben, en die uit dien hoofde de meest gepaste vereeni-
ging en vermenging kennen: zij alléén hebben het
vereischte inzigt in den aard van den ziekelijken toe-
stand der menschen. Alsdan slechts verkrijgt de mensch
kennis van de natuurlijke geschiedenis voor het leven
in het algemeen, indien hij met hetgeen hij aangaan-
de de producten heeft leeren kennen, ook het inzigt
10*