
§ 1.
1. Hoeveel lOe deelen heeft men in een tiental? In
een duizendtal? In een honderdtal?
2. Hoeveel lOOe deelen heeft een tiental en een tiende
deel te zamen?
3. Hoeveel lOe deelen bevat anderhalf tiental en eeno
eenheid te zamen?
Hoeveel 1 OOe deelen hebben 2 tientallen en 3 tiende
deelen te zamen?
B. Hoeveel lOOe deelen heeft men in anderhalf moer
dan in een half tiende?
6. Hoeveel duizendste deelen bevat een tiende? een
honderdste? een tiental? een eenheid? een honderd-
tal? 5 tiende deelen? 6 honderdste deelen? 4 tien-
tallen?
7. Hoeveel KOOe deelen heeft men in een half? een
half tiende? een half honderdste? een half tiental?
8. Do helft van een lOOOe deel, hoeveel lüüüOo deelen
bevat die?
9. Hoeveel lOOOe deelen heeft men in G tientallen t
eenheden en 2 tiende deelen to zamen?
iO. Hoeveel 1000e deelen bevat een tiental meer dan
een tiende deel?