
10
6. De Tooravond.
's Avonds voor den eersten dag van Mei was de
versiering kant en klaar. Het beeldje der H. Maagd
stond onder een troonhemel met een gothiek torentje
bekroond. De achtergrond was van blauw papier,
bezaaid met kleine gouden sterren. Aan weerszijde
van den troon prijkten de twee bloemtakjes en daar-
vóór de kandelaars. Vlak vóór het beeld zag men
een bloemvaas met versehe seringen, die Mina in
haar eigen tuintje had aangekweekt. Boven het to-
rentje slingerde een hemelsblauwe wimpel bevallig
langs den muur, waarop met witte letters te lezen
stond:
WEES GEGROET MARIA.
Eene mooie versiering, niet waar ? Maar wat er
nu volgt, is nog veel mooier.
De Meimaand zou geopend worden.
Frans, die sinds zes maanden misdienaar was, speelde
koster en stak de kaarsen aan. Nu knielden ze met
hun drieën neer en wilden beginnen te bidden.
Daar gaat op eens de deur open. Wie komen
daar zoo onverwachts binnen ? Kijkt eens aan !
't Zijn vader en moeder!
De kinderen worden een weinig verlegen.
„ Ge behoeft niet rood te worden," zegt vader
op vriendelijken toon, „ ge hebt immers geen kwaad
gedaan? Maar moeder en ik mogen toch ook wel
mee komen bidden, niet waar?"