
68
256a. Dood maken is wat jongensaciitig; het is of er
van eene spin sprake ware.
b. Den kop dreigend opheft en aanvalt, moet er
nog bijgevoegd. Want het dreigend opheffen
maakt het gevaar niet, maar de aanval, de beet.
c. Zie over de zamenstellingen met, on, onmensch,
ondier, enz. Van Sciiiieven, Korte lla'ndl. bl.
54. Ldlofs, Woordafleidkunde, bl. 186.
d. Omdat welks o\> strik is er veranderd: om
haren hals een strik, welks enz. Zie Bilderdijk
Verkl. geslachtslijst.
e. lYu zweept men enz. en wordt de slang. Deze
omzetting geraakt meer en meer in gebruik, en
toch behoort in zoodanige volzinnen het onderwerp
niet na het gezegde te komen. Men moet er al-
dus invoegen, of zetten: en de slang wordt. enz.
f. Geraken, komt tweemaal,' men kieze dus voor
het ééne, eene andere wending.
g. Afmaken is dooden, dus is dooden door af te
maken niet juist.
h. Heeft lengte of is lang. Meestal beteekent eigent-
lijk den mcesten tijd dus gewoonlijk.
257 Bekleeden heeft eene d, dus bekleedsel.
258a. Beter ware: de praatzuchtige.
b. Naar ons inzien wijst welker hier genoegzaam
op geheimen en niet op vrienden terug; die
anders oordeelt, schrijve: waarvan de versprei
ding em.
260«. Kwaad. De van bijv. naamw. en van de onbe-
paalde wijs der werkw. gevormde onz. zelfst.
naamw. hebben geen meervoud, dus is kicaden
hier fout. In het spreekwoord van twee kwaden
moet men enz. is bet eene uitzondering of eene
fout, door het gebruik gewettigd.
b. Betoon van berouw is nog niet altijd berouw,
e. Vereffenen is onscheidbaar.