
BLI
186a. Hoop en vrees, zijn vr. dus- gezellinnen in plaats
van gezellen.
b. Kan houden veronderstelt hier eene mogelijkheid
zonder redelijk overleg; het moet evenwel de
vrucht zijn van een weten, dus: weet\.& houden.
187 Levenspad, omdat het korter en krachtiger is dan
pad van liet leven, en wijl wij de voortreffelijke
eigenschap onzer taal, dat zij door een' tweeden
naamval kan uitdrukken, wat andere talen door om-
schrijving moeten doen, niet mogen vprwaarloozen.
188a. Hier is geene reden tot vergelijking en dus be-
kwaam.
b. Had gekweekt enz. is eene Fpnsche constructie^
in onze taal wordt het deelw. achter de bepaling
of het voorwerp geplaatst.
c. Eenen heer en eene dame, zoo behoort het eigent-
lijk te wezen. Jufvrouw is in onze eeuw al te
ouderwetsch.
d. Alledaagsch schijnt in den eersten opslag een bij-
woord; doch het is geene bepaling san vinden,
maar van kleur. De zin is deze: ik vind, dat
de kleur alledaagsch is. Dan is het volgens Wei-
land een bijv. naamw., maar moet het nu de c/t
behouden? Ons dunkt ja.
e. Prachtig kan niet van den geur gezegd worden.
189 Boven alles en als ons hoogste goed zijn synoniem.
IdOa. Zoodanig, vóór het lidw. staande, wordt niet
verbogen.
b. Getal is eene bepaalde hoeveelheid; daar hier van
oneindig gesproken wordt, is aantal beter.
191a. Werelden klinkt hier zoo vreemd in het meer-
voud. Ook, als men van de oudeen nieuwewe-
relden, de Fransche en Engelsche talen spreekt,
is het onzeker of men zeggen wil de oude we-
relden en de nieuwe; de Fransche talen en de
Engelsche, of de oude wereld en de nieuwe, de