
JEREMIAS DE DECKEIl. 83
Een' Vader van beleid en moed,
Die, als de wind van tegenspoed
Zijn huis-lnilk schudde, dat ze kraakte,
De hand zóó wist aan 't roer le slaan ,
Dat zij uit eenen draaistroom i'aakte,
Daar duizenden in zijn vergaan
Die, ook wanneer hem voorspoed streelde.
Nooit zwol van trots, nooit smolt in weelde
Die al te wijs Avas en te vroed ,
Om over kinderlijke leuren
Van aardschen voor- en tegenspoed
Te zeer te dertien of te treuren.
Een' Vader, ongeveinsd van grond
Opregt van handen C^) , waar van mond ^
Die elkeen' 't zijne zocht te geven ,
Die zijn gezin te ontlasten zocht
Van 't pak van schuld, en al zijn leven
Zoo graag betaald heeft als gekocht:
Een' zidken Vader waarde Broeder
Een' zulken trouwen kinderhoeder
En voeder van zijn huisgezin ,
Heb ik in 't bedde neer zien smijten.
En door zijne oude vijandin ,
De koortse, allenken weg zien slijten
Dien mond, helaas! die telkenmaal
Plagt op ons noen- en avondmaal
{*) De soms bekrompene huisselijke omstandigheden van 's dichters
vader geven liem aanleiding, deze fraai te vergelijken bij een schip,
dat, door eenen feilen storm beloopen , in eene draaikolk wordt ge-
slingerd , waaruit het echter door de welberaden hand des stuurmans
gered wordt. Let op de goed uitgedrukte tegenstelling in dezen
regel. (5) Voorzifjtig, verstandig. ('*) Eigenlijk kinderachtige vodden, hier
beuzelingen. C') Dartelen, d. i. zich loszinnig gedragen. Hart. D. i.
eerlijk. (») Voor zulk eenen. Zie de Inleiding op dit stukje.
Allengskens, langzamerhand. WegkvAjnen. Middag. — In